ICT als instrument voor het sociaal en emotioneel welbevinden
Een kwalitatieve studie met ouderen met cognitieve beperkingen
DOI:
https://doi.org/10.36613/tgg.1875-6832/2020.03.04Trefwoorden:
cognitieve beperkingen, familie, ICT, mantelzorg, ouderenSamenvatting
Samenvatting
Geïnspireerd door gerontologische theorieën over sociaal en emotioneel ouder worden, bestudeerden we in dit onderzoek het ICT-gebruik door ouderen met cognitieve beperkingen. Door middel van kwalitatieve interviews (N=30) met ouderen met cognitieve beperkingen en hun naasten, kregen we een gedetailleerd beeld van de rol van ICT in hun dagelijks leven. Ten eerste lieten onze data zien dat ouderen met cognitieve beperkingen ICT gebruikten om hun sociaal en emotioneel welbevinden te vergroten. Het ging daarbij om sociale interactie, het zich verbonden voelen met anderen, hobby’s of alledaagse bezigheden. Ten tweede bood ons onderzoek inzicht in de strategieën die ouderen toepasten wanneer het gebruik van ICT niet (meer) vanzelf ging. Het sociale netwerk speelde daarbij een belangrijke rol. Wanneer het netwerk desgevraagd of proactief hulp bood, vergrootte dit gevoelens van controle door de oudere. Dit gold ook voor het indirect gebruik van ICT, waarbij iemand uit het sociaal netwerk de apparaten bediende. De oudere ICT-gebruik ontzeggen, ondermijnde juist het gevoel van controle. De bevindingen geven inzicht in hoe de potentie van ICT voor deze doelgroep kan worden benut. We sluiten af met aanbevelingen voor de praktijk.
Abstract
Inspired by theories from the field of social and emotional aging, we studied the use of ICTs by older adults with cognitive impairments. By means of qualitative interviews (N=30) with older adults with cognitive impairments and their relatives, we got a detailed picture of the role of ICTs in their daily lives. First, our data showed that older adults with cognitive impairments used ICTs to enhance their social and emotional wellbeing. This involved social interaction, feelings of belongingness, and engagement in hobbies and regular daily activities. Second, our research provided insight into the strategies applied when ICT use became too difficult, with a considerable role for the social network. When the network offered help upon request or proactively encouraged the older person, this increased the perception of control. This also applied to the indirect use of ICTs, when someone from the social network operated the devices. Denying the older person the use of ICTs undermined the perception of control. The findings provide insight into how the potential of ICT can be exploited for this target group. We end the paper with practical recommendations.