De rol van de 18-FDG PET-scan bij de diagnose dementie
DOI:
https://doi.org/10.1007/s12439-012-0037-6Trefwoorden:
18-FDG PET-scan, dementie, diagnostiekSamenvatting
De CBO-richtlijn dementie uit 2005 acht de Positron Emissie Tomografie (PET) -scan niet geschikt als eerste keus voor
beeldvorming met het oog op de extra belasting voor de patiënt, de beperkte beschikbaarheid van het onderzoek en het feit
dat hiermee chirurgisch behandelbare oorzaken niet zijn uit te sluiten. Differentiële diagnose tussen Ziekte van Alzheimer
(ZvA) en andere oorzaken van dementie is belangrijk omdat het natuurlijke beloop en de behandeling verschillen. Wij
presenteren drie patiënten van 62, 68 en 71 jaar die verwezen werden naar de geheugenpolikliniek vanwege de verdenking
van een dementiesyndroom. Na afronding van de gebruikelijke analyse inclusief MRI van het cerebrum bleef de etiologie van
de dementie bij deze patiënten onduidelijk. Bij deze patiënten werd de analyse uitgebreid met een 18 FDG PET-scan van de
hersenen, waarna de etiologie van de dementie kon worden vastgesteld. In geval van ontbreken van cerebrale atrofie bij
patiënten met een hoge klinische verdenking op ZvA en Frontotemporaaldementie (FTD) heeft onderzoek met 18 FDG PETscan
een toegevoegde waarde. Ons inziens heeft de 18 FDG PET-scan van de hersenen in de geheugenpoliklinieken een
plaats in de analyse van een dementiesyndroom met onduidelijke etiologie.