Sociale participatie van 55-64 jarigen: is de huidige generatie sociaal actiever dan de vorige?

Auteurs

  • m Broese van Groenou

DOI:

https://doi.org/10.1007/BF03074810

Trefwoorden:

sociale participatie, jonge ouderen, opleidingsniveau, functionele beperkingen, arbeidsparticipatie

Samenvatting

Tegenwoordig wordt er gesproken over de ‘nieuwe’ generatie jonge ouderen die vitaler en actiever zou zijn dan de vorige generatie. Met behulp van gegevens van de Longitudinal Aging Study Amsterdam is nagegaan in hoeverre dit beeld klopt. Onderzocht is in hoeverre 55-64 jarigen in 2002 meer of minder sociaal actief waren dan de 55-64 jarigen in 1992 en in hoeverre het verschil toe te schrijven is aan verschillen op vier
determinanten van sociale participatie: opleidingsniveau, arbeidsparticipatie, gezondheid en partnerstatus. Beschrijvende analyses wijzen uit dat het 2002-cohort
meer actief is in vrijwilligersorganisaties en meer deelneemt aan culturele en recreatieve activiteiten dan het oudste cohort. Daarbij is het jongste cohort gemiddeld
hoger opgeleid, maar rapporteert het meer functionele beperkingen en een hogere arbeidsparticipatie dan het oudste cohort. Er zijn geen cohortverschillen in de proportie gehuwden. Logistische regressieanalyses wijzen uit dat de grotere sociale participatie van het jongste cohort voor een deel verklaard wordt door het hogere opleidingsniveau, maar dat de grotere functionele beperkingen dit effect weer teniet doen. Partner- en werkstatus leveren geen bijdrage aan de verklaring van de verschillen in sociale participatie. Geconcludeerd kan worden dat de huidige generatie jonge ouderen sociaal actiever en hoger opgeleid is dan de vorige generatie. De (iets) slechtere gezondheidssituatie vereist echter, dat het eenduidig positieve beeld van de ‘nieuwe’ jonge ouderen wordt bijgesteld

Downloads

Gepubliceerd

2024-02-20

Nummer

Sectie

Wetenschappelijk artikel

Citeerhulp

Sociale participatie van 55-64 jarigen: is de huidige generatie sociaal actiever dan de vorige?. (2024). Tijdschrift Voor Gerontologie En Geriatrie, 6. https://doi.org/10.1007/BF03074810